Op een zonovergoten terras spraken de voorzitter en de hoofdredacteur van het Custodes Instituut elkaar. Over overheidsinterventie in de economie in het algemeen en de zorgsector in het bijzonder.
PEPIJN DEMORTIER: Roan, dat we elkaar vandaag spreken over dit thema ervaren sommige lezers misschien als vreemd. Is zorg immers wel een kerntaak van de overheid?
ROAN ASSELMAN: Het conservatisme heeft een belabberde reputatie wat de maatschappelijke rol van de Staat betreft. Niet enkel wanneer we het hebben over zorg, trouwens. Die reputatie is het resultaat van de Angelsaksische versie van het conservatisme die van 1970 tot en met 2010 dominant was in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Dat conservatisme vertrok vanuit een dogma, een dogma dat de Staat klein en zwak moest zijn om de rechten en vrijheden van individuen te vrijwaren. De notie dat een overheid net niet té klein mag zijn om die rechten en vrijheden te vrijwaren, werd gezien als vreemd, zelfs contradictorisch. Dat is natuurlijk niet zo.
Hoezo?
We zien dat steeds meer conservatieven begrijpen dat de Staat niet het enige mogelijke gevaar is. Dat er steeds vaker gekozen wordt voor een holistische benadering, niet voor een enge government only-visie. Doorgedreven concentraties in het bedrijfsleven zijn, bijvoorbeeld, ook niet zonder risico, zeker niet wanneer deze concentraties concurrentie de facto onmogelijk maken. Dat risico is trouwens niet enkel economisch van aard. Een goed voorbeeld is de Big Tech-kliek in Silicon Valley, waarbij een handvol bedrijven met een links-liberale bias de communicatie van miljarden in bepaalde banen leiden. Of deze banen uitsluitend of zelfs vooral ‘goed’ zijn, is erg de vraag.
Meta (Facebook, Instagram) en X (Twitter) verkregen hun positie als marktleiders nochtans dankzij de vrijwillige intekening door miljarden internetgebruikers. De vrije markt aan het werk.
Dat zal wel zo zijn. En de vrije markt, die levert meestal goed werk. Maar ze is niet zaligmakend, niet economisch en niet ethisch. Er is altijd wel een markt te creëren voor iets, of het nu gaat over abortus, de mediterrane mensenhandel of de import en export van heroïne of fentanyl. Dat maakt de markt nog niet goed.
Gaat het dan enkel over dit soort ‘extreme markten’?
Om te begrijpen waar een vrije markt slaagt en waar een vrije markt faalt, moet men kijken naar de motieven van ondernemingen om deel te nemen aan een markt of om een markt te maken. Het overkoepelende motief van een ondernemer is winst maken. Dat staat bovenaan de piramide en dat is normaal. Het economisch winstmotief prikkelt een onderneming op haar beurt om twee zaken te doen, idealiter tezelfdertijd: de inkomsten maximaliseren en de uitgaven minimaliseren. Opbrengsten maximaliseren kan door met twee variabelen te spelen, de prijs van het product en de verkochte hoeveelheid. Dat zijn de basics, dat weet ik, maar ze zijn belangrijk.
Wat zal een onderneming doen, wat zijn haar incentives? Wel, ze zal pogen zoveel mogelijk klanten aan zich te binden aan een zo hoog mogelijke productprijs en met zo laag mogelijke kosten. In essentie, en nu wil ik de zaken niet nodeloos vereenvoudigen, zoekt iedere ondernemer hoever hij kan gaan zonder klanten te verliezen, hoeveel hij kan aanrekenen en hoe weinig hij kan uitgeven vooraleer zijn klanten andere oorden opzoeken. En weet u, zolang die klanten ook werkelijk in staat zijn om betere oorden op te zoeken, is dat door de band genomen geen probleem. Dit is wanneer de vrije markt schittert. Maar niet iedere markt wordt gekenmerkt door én voldoende concurrentie én marktdeelnemers die in staat zijn om op een goed geïnformeerde manier rond te shoppen.
Dan zijn we wellicht bij de zorg aanbeland?
Dat is zo. En de voorbeelden zijn legio. Een tachtiger die in een ondermaats woonzorgcentrum leeft, kan in theorie verhuizen, maar zal dat in de praktijk zelden doen. En ieder woonzorgcentrum weet dit. Hoogbejaarden, vaak met allerlei andere gezondheidsproblemen en familiale bekommernissen, zijn niet de meest veeleisende klanten. De verleiding voor een WZC-uitbater om kosten te drukken zal ongetwijfeld groter zijn dan voor een Peugeot-verkoper die weet dat er vijftig meter verder een vertegenwoordiger van Ford zakendoet. Het ontbreekt hoogbejaarden de energie, soms ook de kennis en zeer vaak de ondersteuning om een nieuwe verhuis op poten te zetten. Daarbovenop is er vaak de legitieme wens om te blijven wonen in de buurt die men kent. Ook dat verkleint de mogelijke concurrentie.
Dat is één voorbeeld, geef eens een tweede.
Er zijn er vele. Ziekenhuizen zijn een belangrijk voorbeeld. Aartslibertariërs stellen soms dat diplomavereisten voor verpleegkundigen en artsen overbodig zijn, want slechte professionals zouden geïdentificeerd en vervangen worden, en uiteindelijk uit de markt verdwijnen. Horen die zichzelf wel bezig? Patiënten vertrouwen erop dat de titels “dokter” en “verpleegkundige” iets betekenen, niet dat zij dienen als proefkonijn om inferieure exemplaren uit de medische markt te werken. Dat is natuurlijk een extreem voorbeeld om een algemener punt te maken: van patiënten, personen in een kwetsbare situatie, mag nooit verwacht worden dat zij hun medische hulpverleners aan een kwaliteitsonderzoek onderwerpen. Die kwaliteit moet door de overheid gegarandeerd worden.
Socialisten zouden het met u eens zijn.
U kent het gezegde: ook een kapotte klok staat twee keer per dag juist (glimlacht). Maar de klok, die blijft natuurlijk kapot. Als het dogma van liberalen dat van de vrije markt is, dan is dat van socialisten de Staat. Een volwassen conservatisme kan in deze de middenweg zijn: soms is de interventie van de Staat gewenst, soms is ze dat niet. Dat is geen sexy slogan want hij past niet op een bumpersticker, maar hij is volgens mij wel de enige juiste visie op overheidsmacht.
U ziet natuurlijk wel dat u de deur openzet voor een niveau van overheidsinmenging dat ook conservatieven mogelijk niet willen. De Staat heeft de neiging om zijn eigen macht uit te breiden, niet om deze in te binden.
Daarom is het van cruciaal belang dat we zorgvuldig omspringen met de mensen die we met staatsmacht vertrouwen. Eveneens, en misschien nog meer, met de manier waarop we onze overheid vormgeven.
Kijk, er bestaat niet zoiets als ‘de Staat’, net zoals er niet zoiets bestaat als ‘de Kerk’, ‘het onderwijs’ of ‘de zorg’. Daarmee bedoel ik dat dat deze instituten geen levende, denkende wezens zijn met motieven die bestaan los van de motieven van de mensen die er deel uitmaken. Dat een overheid, bijvoorbeeld, steeds meer macht zoekt, is geen natuurwet, maar het resultaat van het feit dat staatsmacht vooral mensen aantrekt die macht willen om ze uit te oefenen, niet om ze niet uit te oefenen. Op het electoraal niveau, moet de kiezer daarom meer duidelijkheid en transparantie verwachten van zijn kandidaat-leiders. Tezelfdertijd moet die kiezer natuurlijk ook de moeite doen om kiesprogramma’s te lezen, naar debatten te luisteren en doorheen de legislatuur een minimum aan interesse te tonen in het politiek bedrijf. Wie zich terugtrekt uit de politiek kan daarna niet klagen dat er “boven zijn hoofd beslist werd”.
Een echte terugtrekking door de overheid uit het dagelijks leven lijken de meeste kiezers ook niet te willen. Toch niet als we afgaan op de verkiezingsresultaten.
Iedereen wil lagere belastingen betalen, tot men gevraagd wordt welke corresponderende uitgaven men niet langer zal doen (glimlacht). Vaak gaat het dan over een personele kwestie, over de vraag wie er recht heeft op de dienstverlening, bijstand of uitkering. Het migrantenvraagstuk, bijvoorbeeld. Welke rechten hebben migranten, migranten die niet financieel bijdroegen, die geen band hebben met het land of het volk en die, soms, belangen nastreven die regelrecht ingaan tegen de belangen van voormeld land en volk. Dat is een belangrijke discussie, maar één die losstaat van de vraag wat een overheid wel en niet moet doen.
Voor wie moeten conservatieven die een staatsambt bekleden ‘zorgen’, Roan?
Voor diegenen die dat zelf niet kunnen, niet voor diegenen die dat zelf niet willen. Ongeboren kinderen, gehandicapten, invaliden en ouderen zijn de prioriteit. Maar er zijn ook andere personen waaraan men misschien minder snel denkt. Slachtoffers van misdrijven, bijvoorbeeld. Een overheid die er niet in slaagt om verkrachte vrouwen of opgelichte ouderen de vergelding en vergoeding te geven die ze verdienen, ondergraaft haar eigen bestaansrecht. Wanneer de straten gevaarlijker worden, zijn het niet de sterke mannen, maar de vrouwen, kinderen en ouderen die het slachtoffer worden. Een overheid die, om welke reden dan ook, op die manier haar eigen bevolking in gevaar brengt, kan niet verder bestaan.
Het conservatisme is niet koud; dat vind ik een hele belangrijke boodschap. Conservatieven beperken vrijheden niet omdat ze dat leuk vinden, maar omdat ze zich ervan bewust zijn dat vrijheid niet bestaat in een vacuüm. Vrijheid, échte vrijheid, is doelgebonden, heeft een telos. Dat doel moet uiteraard niet té strikt worden gedefinieerd, maar die definitie moet er wel zijn. Vrijheid om het eigen kind te doden, om de leefomgeving te verzieken of om ondermaatse zorg aan te bieden, vernietigt de samenleving waarbinnen ware vrijheid kan gedijen. Hiervan voldoende mensen overtuigen, is de opdracht van iedere conservatief.