Willem Lemmens (PhD) is filosoof en hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen, waar hij ethiek en moderne en hedendaagse wijsbegeerte doceert. Professor Lemmens studeerde aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, was Fellow aan het IASH in Edinburgh, lid van het executive committee van de Hume Society (2012-2018) en van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van België (2004-2018). Hij is sinds 2023 lid van de Raad van Advies van het Custodes Instituut. De voorzitter van het Instituut sprak met de professor over euthanasie, in het bijzonder als het gevolg van een ‘voltooid leven’.
ROAN ASSELMAN: Professor, brengt u onze lezers de huidige regelgeving in België rond euthanasie in herinnering?
WILLEM LEMMENS: Sinds 2002 is in België de zogenaamde ‘euthanasiewet’ van kracht. De wet omschrijft euthanasie als de actieve beëindiging van het leven van een derde op diens verzoek: die handeling wordt niet strafbaar geacht onder strikte voorwaarden. De wet stipuleert dat alleen een arts deze handeling mag voltrekken, dat er sprake moet zijn van ondraaglijk fysisch of psychisch lijden door een ongeneeslijke ziekte of ongeval, waarvoor geen behandeling meer mogelijk is, en dat er altijd een advies moet zijn van een tweede arts. Wanneer er sprake is van een euthanasievraag van een niet-terminale patiënt is ook het advies vereist van een derde arts-specialist of een psychiater. In dit laatste geval legt de wet bovendien een wachttijd op van 1 maand tussen de vraag tot euthanasie en de levensbeëindigende act.
Bemerk dat er geen eensgezindheid moet zijn onder de artsen of de euthanasievraag kan worden gehonoreerd, weinig mensen weten dat. Ook interessant om weten: bij de stemming van de wet in 2002 werd algemeen verkondigd dat de wet alleen bedoeld was voor mensen die aan een ongeneeslijke fysische aandoening lijden en zeker niet voor psychiatrische patiënten, hoewel de wet natuurlijk wel de deur voor deze laatste groep op een brede kier zette. Toch verklaarden ook sommige voorstanders van de wet dat zij euthanasie voor louter psychisch lijden een brug te ver vonden. Het gaat hier immers om medeburgers die hoegenaamd niet terminaal ziek zijn en van wie men nooit op louter medische gronden kan zeggen dat ze uitbehandeld zijn.
Zijn er substantiële verschillen met onze buurlanden, Nederland in het bijzonder?
Nederland ging ons voor met een euthanasiewet. In Duitsland en Frankrijk echter ligt euthanasie nog steeds moeilijk, in Duitsland zeker, en wel om historische redenen. Onder ‘euthanasie’ verstond het nazisme immers het legitiem doden van onwaardig leven: zwaar gehandicapte mensen, psychiatrische patiënten en mensen met een ernstige mentale beperking zijn in Duitsland al in de jaren ’30 met duizenden ongevraagd gedood, zeg maar vermoord, in het zogenaamde Aktion T-4 programma waaraan tientallen artsen actief meegewerkt hebben.
Euthanasie vandaag, in onze liberale democratie, steunt op de sokkel van de zelfbeschikking en is enkel mogelijk op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt zelf. Dat is natuurlijk een hemelsbreed verschil. In Frankrijk wordt België wel eens als voorbeeld van een geslaagde euthanasiewet genomen: er zijn echter goed geïnformeerde, meer kritische stemmen, ook bij Franse vrijzinnigen, die wijzen op problemen in België en Nederland. De wetgeving en praktijk bij onze Noorderburen is dan weer in grote lijnen vergelijkbaar met de onze. Sommige Nederlandse psychiaters zijn echter zeer kritisch over de wijze waarop euthanasie wordt toegepast bij louter psychisch lijden. De bekende psychiater Boudewijn Chabot, ooit één van de eerste pleitbezorgers van euthanasie, heeft zich resoluut van de huidige praktijk en wetgeving afgekeerd: het loopt volgens hem grondig mis met de wijze waarop euthanasie onderdeel is geworden van het zogenaamd therapeutisch handelen, vooral in de psychiatrie.
In Nederland is ook euthanasie bij vergevorderde dementie toegelaten wanneer er een voorafgaand schriftelijk verzoek is. Dit heeft al tot gecontesteerde casussen geleid, waarbij de arts, geholpen door de familie, patiënten als het ware tot euthanasie dwong, op basis van die wilsbeschikking.
‘Aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet geledigd kan worden’ is de toetssteen voor de toekenning of weigering van een euthanasie-aanvraag. Een bekommernis van velen is de inclusie van ‘psychisch lijden’; zij vrezen dat mensen die mentaal lijden te snel afgeschreven worden. Begrijpt u deze bezorgdheid?
Ik begrijp die bezorgdheid zeker. Onlangs nog had ik een onderhoud met iemand met een verantwoordelijke positie in het gezondheidsbeleid die zonder of blikken of blozen zei: ‘iedereen weet dat als patiënten met een doodswens omwille van louter psychisch lijden bij psychiater x terechtkomen, de kans groot is dat ze binnen enkele weken niet meer leven, ook al hebben andere psychiaters en therapeuten grote vragen bij de euthanasievraag.’ Er zijn verschillende getuigenissen van families en vanuit de psychiatrische sector dat ‘something is rotten in the state of Denmark’, maar iedereen kijkt de andere kant op.
Na het proces in Gent, in januari 2020, rond de tragische dood door euthanasie van Tine Nys, was er vooral een grote zucht van opluchting dat de artsen niet werden veroordeeld. Wat niemand belangrijk leek te vinden waren de verbijsterende vaststellingen die op dit proces aan de oppervlakte kwamen: de diagnose van Tine waarop de euthanasie was gebaseerd, was wankel en hoogst discutabel, de behandelende psychiater wist blijkbaar niet dat Tine drugs nam in de periode van haar euthanasievraag, de bezorgde stem van de familie vooraf werd genegeerd en na de dood van Tine werden de ouders en zussen met hun vragen met een kluitje in het riet gestuurd. Bovendien gebeurde de wettelijk verplichte aangifte van de euthanasie veel te laat (het vermoeden bestaat dat de arts de aangifte eigenlijk pas deed toen de familie vragen stelde), de uitvoering van de euthanasie op Tine was mensonterend, de arts die de fatale injectie gaf bleek eerder veroordeeld voor zedenfeiten op zijn patiënten. Het applaus bij de vrijspraak van de drie artsen, na 8 uur deliberatie, vond ik een hallucinant dieptepunt van collectieve morele verblinding.
Het verhaal van Tine is helaas niet uniek. Vaak gaat het hier om jonge, zeer kwetsbare vrouwen met complexe psychische problemen. Niemand lijkt daar echt wakker van te liggen, ook niet in kringen waar men zoveel aandacht vraagt voor veilige leefruimtes voor de vrouw. Ik denk nog altijd dat de hele euthanasiepraktijk in de psychiatrie in België nood heeft aan een diepgaand kritisch onderzoek en politiek debat, maar ik zie weinig of geen bereidheid in de gezondheidssector en de politieke of juridische wereld om hier werk van te maken. Men zwijgt collectief, ook in de pers. Dat is verontrustend.
Ondertussen is er veel stil lijden bij families en verwanten die een geliefde hebben weten sterven door euthanasie omwille van psychisch lijden en vol vragen achterblijven. Het gaat hier telkens om medeburgers die niet terminaal ziek waren en waarvoor er geen medische evidentie was van ‘uitbehandeld’ te zijn. Psychisch lijden is enorm zwaar, hakt enorm op de patiënt en omgeving in, maar de vraag mag worden gesteld of we als samenleving niet wezenlijk tekortschieten als we in de psychiatrie de dood als een oplossing gaan zien en zelfs gaan faciliteren. Vergeet ook niet dat een doodswens bij psychisch lijden een recurrent gegeven is, heel vaak net een symptoom van de hele lijdensproblematiek. Psychiaters die beweren dat men hier naadloos het symptoom (de doodswens) van een vrije keuze (‘ik wil echt in in volle vrijheid dat mijn leven eindigt’) kan onderscheiden, spelen voor God en maken de bevolking iets wijs.
Euthanasie als resultaat van ernstig lijden lijkt aanvaard te worden door een meerderheid van de bevolking. Een andere kwestie is die van euthanasie bij een ‘voltooid leven’? Licht u even toe wat hiermee bedoeld wordt?
Het begrip ‘voltooid leven’ ontleent zijn betekenis aan de vergrijzing in de ouderenzorg. Het is duidelijk geen medisch, maar een existentieel begrip. Het drukt een idee uit die op zich waardevol kan zijn. Wie een lang leven achter de rug heeft, rijk aan ervaringen, vreugde en verdriet heeft gekend, kijkt bij het ouder worden achterom, maakt een balans op. Het is misschien zelfs een zegen als men kan zeggen dat men het eigen leven ergens als ‘voltooid’ ziet …
Tegelijk is het een intrigerende filosofische kwestie: wanneer is je leven ‘voltooid’? Maar los van die vraag is de stap naar de wens het leven hic et nunc beëindigd te zien toch nog iets anders. En al helemaal de idee dat de samenleving hier bij wet een handje moet willen toesteken en hierbij de artsen mobiliseren als uitvoerders. Dit is per definitie geen medische act meer! Het is bovendien maar de vraag hoe men de idee van ‘voltooid leven’ zal onderscheiden van het fenomeen van ‘levensmoeheid’. Ouderen kunnen, zoals Job, ‘der dagen zat’ zeggen te verlangen naar de dood, dat is heel menselijk, zeker als men eenzaam wordt, leidt aan allerlei kwaaltjes, weinig mensen ziet, steeds afhankelijker wordt. Maar de meeste artsen die ik ken, ook zij die euthanasie om medische redenen verdedigbaar achten, zullen huiverachtig staan tegenover euthanasie omwille van een ‘voltooid leven’ of louter omdat een patiënt levensmoe is.
Hoe weet je immers zeker wat de patiënt echt wil zeggen met welbepaalde uitspraken? De mens is een complex wezen: men kan zeker naar de dood verlangen, zonder dat dit impliceert dat men nu dood wil. Sommige verlangens van de mens zijn paradoxaal, zeker die verlangens die met de kern van onze existentie hebben te maken. Men moet dus zeer, zeer omzichtig omgaan met het feit dat ouderen soms het signaal geven: ‘voor mij hoeft het niet meer’, ‘ik heb mijn leven gehad …’, enzovoort.
Stel het parlement stemt morgen een wet die euthanasie bij voltooid leven toelaat, wat zijn volgens u de gevaren?
Laat ik vooreerst benadrukken dat ik mij niet kan voorstellen dat voor zo’n wet thans in het parlement een meerderheid wordt gevonden. Zelfs de actieve pro-euthanasielobby onder de artsen is hier geen vragende partij, bij mijn weten. De staat zou dan niets minder dan bij wet geassisteerde zelfdoding toestaan voor medeburgers die niet dodelijk ziek zijn. Nu, de geest in de samenleving is wel degelijk aan het evolueren. Onlangs zag de CEO van de Landsbond van de Christelijke Mutualiteiten er geen graten in een ‘zachte euthanasie’ voor voltooid leven als idee in het maatschappelijk debat te gooien —hoe je dat overigens van een ‘harde euthanasie’ onderscheidt is mij een raadsel.
Gezien de groeiende kost van de vergrijzing, en de vaststelling dat er veel mentaal lijden en eenzaamheid is onder ouderen, klinkt het attractief ‘het leven terug te kunnen geven’ op eigen verzoek. Maar krijgen alleen ouderen dan dat recht? Bovendien, wat een sociale druk legt dat niet op oudere mensen! Wat daarbij verbijstert, is de ongevoeligheid waarmee hier wordt gesproken over oudere medeburgers, de betekenis van het oud worden, de symbolische geladenheid van de dood en het afscheid van het leven. ‘Het taboe rond sterven moet opgeheven’, klinkt het dan. Dat is natuurlijk een fantasma van een verlichte liberale cultuur, die pretendeert dat alles kan opgelost worden door rationele procedures, vrije keuzes en een beetje ‘redelijkheid’. Dat de schroomvolle houding tegenover de dood, en dus een vorm van taboe, net een teken van beschaving is, lijkt men helemaal vergeten te zijn.
Ik denk dat we nood hebben aan echt vrije geesten die het debat rond leven en dood, de nood aan solidariteit tussen de generaties, de betekenis van ouder worden en afscheid nemen, enzovoort, behoeden voor een stuitende banalisering. Het grootste gevaar dat ik zie is precies die banalisering, die overigens door de bestaande euthanasiepraktijk in de hand wordt gewerkt. De stap naar de ‘medicalisering’ van het omgaan met het voltooid leven is dus op de keper beschouwd niet onmogelijk. Want geef toe: wat is uiteindelijk nog het verschil tussen euthanasie omwille van ‘polypathologie’ en euthanasie omwille van ‘levensmoeheid’? Euthanasie omwille van polypathologie betekent immers: de oudere patiënt lijdt aan allerlei min of meer ernstige fysische aandoeningen, die echter niet dodelijk zijn, maar samen wel een grond vormen om in te gaan op een euthanasievraag. Vandaag beschouwen al veel artsen zo’n vraag als een legitieme grond om het leven van een patiënt te beëindigen. Maar kan men niet zeggen dat wat voor de arts polypathologie heet, door de oudere gewoon als levensmoeheid wordt ervaren? De grens is zo moeilijk te trekken, en de invloed van de beeldvorming in de samenleving is hier zo groot, dat mijns inziens we wel degelijk kunnen evolueren naar euthanasie als een ‘zachte dood’ voor ouderen voor wie het allemaal ‘genoeg’ is geweest.
Onderschat ook niet de druk op ouderen, wanneer zij het gevoel krijgen een last te zijn, of wanneer zij financieel het water aan de lippen hebben staan door oplopende kosten voor de zorg, huisvesting, enzovoort … In Tertio drukt Broeder Stockman van de Broeders van Liefde hierover zeer terecht zijn bezorgdheid uit.
Nog een andere kwestie is euthanasie voor dementerende personen. Een bijzonder heikel thema, aangezien de persoon in kwestie, anders dan bij een euthanasie bij wilsverklaring, bij bewustzijn is, zij het in een sterk verminderde vorm. Hoe behandelt een morele samenleving dit vraagstuk?
Dit is een kwestie die mij persoonlijk erg raakt, mijn moeder is overleden aan Alzheimer. Wat me vooral bijblijft van die twee, drie intense jaren is de enorme inzet, medemenselijkheid en toewijding van het zorgpersoneel dat zich over haar ontfermde. Mijn moeder bezoeken was soms zwaar, soms ook heel mooi, en vergde in elk geval een opgeven van het normale tijdsbesef en de gewone vormen van communicatie. Wat er voor in de plaats komt, ook in interactie met andere bewoners van het zorgcentrum en hun familie, is moeilijk in woorden te vatten.
Maar goed, men wil nu bij wet regelen dat wie dement wordt via een wilsbeschikking kan laten weten wanneer hij of zij precies euthanasie wil krijgen. Daarbij geeft men dus de idee op dat op het moment van de verschaffing van euthanasie de patiënt zelf bewust kan instemmen met de levensbeeïndiging. Wie zal dan moeten bepalen: ‘nu is het tijd’? Wat wanneer de patiënt zich goed lijkt te voelen, zich niet bewust meer is van de nieuwe geestestoestand waarin hij of zij zich nu bevindt? Een pro-euthanasie arts vertrouwde mij toe dat hij in zo’n omstandigheden nooit euthanasie wil plegen. Ik begrijp zeer goed dat vandaag mensen zich afvragen waarom je bij dementie al zo ‘vroeg’ moet vragen om euthanasie, namelijk als men nog bij volle bewustzijn de vraag kan stellen (cf. Hugo Claus). Maar als men de grens opschuift naar euthanasie op basis van een wilsbeschikking, legt men de beslissingsmacht voor het actief beëindigen van een leven bij de arts, en, vooral, de familie. Heeft men echt al goed afgetoetst wat artsen daarvan vinden? En hoe staan de zorgverleners, die nu zorg dragen voor mensen met dementie, hier tegenover? Ziet men dan niet dat men nieuwe tragedies in het leven roept als dit een normale praktijk gaat worden? Beseft men niet welke druk dit legt op mensen met dementie? Ik mis tot nu toe ook in dit debat een open reflectie en een voldoende bezonnen aanpak bij de meeste politieke partijen.
Sommige politici, in het bijzonder deze van liberaal pluimage, proberen de euthanasiekwestie te benaderen als onderdeel van een ‘ethisch pakket’. Dat pakket bevat dan ook de versoepeling van de abortuswet. Wat vindt u van deze aanpak?
Het is merkwaardig hoezeer elk tijdperk in een beschaving vormen van ideologische verkramping kan vertonen, zeker een beschaving die op drift slaat. Hoe hardnekkiger daarbij wordt gesproken van het ‘doorbreken van taboes’, hoe meer waakzaamheid is geboden.
De voorgestelde versoepeling van de abortuswet maakt van zwangerschapsafbreking een vorm van contraceptie, desnoods maanden na het ontstaan van een nieuw menselijk leven. Elke medische indicatie voor abortus valt immers weg. Dat met name feministen, die toch pleiten voor onvoorwaardelijk respect voor de vrouw, hier zo fanatiek voor pleiten, begrijp ik gewoon niet. De versoepeling van de abortuswet koppelen aan de verdere liberalisering van euthanasie kadert natuurlijk mooi in het activisme in naam van een grenzeloze zelfbeschikking. Het individueel welzijn van de mondige, autonoom levende man of vrouw, in goede gezondheid, wordt de norm van alle morele debatten en de standaard van alle wetgeving. Terwijl de sensus communis van een gezonde samenleving net zou moeten vertrekken van wat eeuwenlang de grondslag van de moraal is geweest: de zorg voor fundamentele sociale verbanden als familie en gemeenschap, het respect voor de ouderen en voor het zwakke, beginnende leven, het ontzag voor de sacrale betekenis van leven en dood, de erkenning van de grenzen van het menselijk kunnen en de louter calculerende rationaliteit.