Pepijn Demortier studeerde filosofie aan de universiteiten van Leuven en München. Hij is, naast filosoof en opiniemaker, ook de hoofdredacteur van het Custodes Instituut. Voorzitter Roan Asselman sprak met Pepijn over moderne kunst, artistieke misverstanden, en het belang van nieuwe kunstenaars.
ASSELMAN: De wereld van de moderne kunst is een wereld op zich, maar tegelijk omgeven door politiek-geïnspireerde controverse. Waarom zou een conservatief perspectief iets bijdragen aan een beter verstaan van dit fenomeen?
DEMORTIER: Kijk, het is moeilijk om te zeggen wie het water heeft ontdekt, maar het was zeker geen vis. Zoals je zelf aangeeft, is de wereld van moderne (en vooral hedendaagse) kunst een politiek-homogene wereld, met een sterk progressieve inslag. Interessant is dat veel moderne kunstenaars onterecht werden omarmd en geclaimd door deze progressieve gemeenschap, waardoor de politieke homogeniteit slechts een historische illusie is. Filippo Marinetti, Yukio Mishima, Arno Breker, Ezra Pound of T.S. Eliot waren openlijk reactionair of zelfs fascistisch. Toch zijn zij een uithangbord geworden van de ‘progressieve elite’, terwijl zij daar zelf allerminst deel van uitmaakten. Zo zie je hoe de geschiedenis (bewust of onbewust) vervormd kan raken. Dergelijke kunstenaars uit deze, verkeerd toegewezen, progressieve sfeer halen, kan hen opnieuw aantrekkelijk maken voor een rechtser publiek. Een frisse, onorthodoxe blik op moderne kunst kan ons bijgevolg tot een accurater verstaan brengen. Men wilt per slot van rekening niet dat de mist ons van vijand doet vergissen.
Wat is dat juist, een ‘conservatieve visie’ op kunst?
Traditioneel gezien hangen conservatieven een schoonheidsbeeld aan dat sterk verbonden is met harmonie, perfectie en een outlook op het transcendente. De kunstenaar is steeds ondergeschikt aan zijn kunst. Hij is een geniaal vakman. Neem Van Eyck, Michelangelo, of Johannes Vermeer als voorbeeld, of zelfs de gewone vaklui die de grote Europese kathedralen hebben gebouwd.
Er heerst op rechts een zekere scepsis, of soms zelfs afkeer, voor werken die expliciete politieke of activistische boodschappen verkondigen, installaties of performances die shockeren, of werken die elke claim op schoonheid overboord hebben gegooid. Jammer genoeg resulteert dit sentiment vaak in simplistische stelregels als “dat kan mijn kind ook” of “als je moet uitleggen waarom het mooi is, is het dat niet”.
Conservatieven zijn echter uitermate goed geplaatst om moderne kunst te appreciëren, en juist doordat ‘het schone’ haar ultieme doel is. Het is echter kwestie van die schoonheid te leren zien op plaatsen waar zij niet vanzelfsprekend is. Voor iemand die is opgegroeid met het idee dat Titiaan échte kunst is, en Georg Baselitz of Pablo Picasso broddelaars zijn, kan het zeer moeilijk zijn om later die switch nog te maken. Als je hen echter laat zien wat Picasso reeds op 9-jarige leeftijd kon schilderen, en hen uitlegt waarom hij is afgestapt van deze klassieke manier van schilderen, zie je dat hun appreciatie voor zijn latere werk stilaan begint te groeien. Je plaatst het in een geschiedenis, een canon, een orde met een zekere telos. En bij veel mensen zie je dat het dan wel klikt.
Hoe belangrijk is die canon in het begrijpen van moderne kunst?
Zeer belangrijk. Die canon is echter tegelijk het probleem voor veel conservatieven. Zoals ik elders heb geschreven wordt veel abstracte en moderne kunst pas echt waardevol wanneer je haar tegen de achtergrond van de bredere kunsthistorische canon plaatst. Onvermijdelijk wordt die canon beïnvloed door de publieke opinie – en dit vaak op problematische wijze. Kunstcritici, musea, veilinghuizen, televisie, kranten, maar ook kunstacademies waar jongeren worden opgeleid, sturen onze collectieve visie op kunst. Ze sturen het denken, het vermogen en het creatieve proces van de kunstenaar en oefenen zo indirect ook invloed uit over het kunstwerk dat de kunstenaar creëert.
Zelfs als de kunstenaar zich hiervan bewust is en besluit zich hiertegen te verzetten door een kunstwerk te maken dat radicaal breekt met de regels en verwachtingen, neemt hij nog steeds deel aan deze dynamiek, al dan niet op een negatieve manier. Zolang er een samenleving is, zullen kunstenaar en toeschouwer onderhevig zijn aan deze invloed. Het is de hele economische, intellectuele en rationele constructie die kunst omringt die ons zicht op de ware essentie van kunst vertroebelt. Kunst wordt niet langer gezien in termen van de eigen ervaring, maar als iets dat kan worden gemeten op een schaal van goed tot slecht. Als een simpele en vereenvoudigde ‘take-home message’.
Waarom hebben veel conservatieven een afkeer van moderne kunst? Missen zij daardoor niet veel?
Dat is een vraag waar meerdere, niet wederzijds uitsluitende, antwoorden op bestaan. Veel moderne en hedendaagse kunst doet ab initio afstand van enige claim op schoonheid. Ze gooien de fundamentele artistieke principes overboord: het streven naar harmonie, perfectie en schoonheid. Naoorlogse kunst tracht de ziel niet langer te verheffen, maar bevestigt de kunstenaar in zijn individualiteit. Ze is fundamenteel egoïstisch. Ook kunstwerken die politieke boodschappen willen brengen, hebben niets meer met schoonheid te maken. Daarnaast hebben veel conservatieven een afkeer gekregen van moderne en hedendaagse kunst door de wereld die zij representeert. Zo hangt er een groot ‘gatekeeper’ aura rond moderne kunst. Alsof moderne kunst enkel begrepen kan worden door insiders in de Parijse of Londense galerijen, en ‘de gewone mens’ te dom is om dergelijke abstractie te begrijpen. Zo wordt vaak gesteld dat je een zekere Bildung genoten moet hebben om dergelijke werken ten gronde te kunnen appreciëren – en a fortiori om er iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Ook niet onbelangrijk: Veel van deze werken stampen brutaal (en vaak weinig smaakvol) tegen de schenen van het establishment, ‘de status quo’, en – vaker dan niet – tegen de heilige huisjes van het conservatisme zoals Kerk en religie, de natiestaat, de vaderlandse geschiedenis en de nucleaire familie. Ook dat ligt, niet geheel onterecht, bijzonder gevoelig op rechts.
Bedoel je dat niet zozeer de kunst zelf het probleem vormt, maar het hele imago eromheen?
Exact. De reden waarom veel mensen er niet in slagen enige schoonheid te ontwaren in abstracte of moderne kunst, is precies omdat dit imago hen ervan weerhoudt. Een ‘open stance’ ten aanzien van dergelijke kunstwerken is cruciaal om de inhoud en inherente schoonheid te leren appreciëren. Dit is kwestie van oefening en een open geest, zonder daarvoor jouw persoonlijke en politieke principes overboord te moeten gooien.
Overigens is niet al deze kritiek onterecht. Veel van wat vandaag aan kunstacademies wordt geproduceerd, zijn matige afkooksels van bekende ideeën, overgoten met een wollige, politiek geladen woordencocktail. Ik noem het bijwijlen – naar de geest van Nietzsche – het water vertroebelen om het diep te doen lijken. Kwalijk is het wel, aangezien dit de kunsten een slechte naam geeft. Het banaliseert het maatschappelijk en spiritueel belang van de kunstenaar. Docenten dienen dit creatieve proces goed te sturen, want we hebben als maatschappij wel degelijk nood aan kunstacademies en nieuwe kunstenaars. De echte kunstenaar wordt gekenmerkt omdat hij creëert – niet omdat hij dat wil, maar omdat hij niet anders kan. Het is een roeping, geen ‘nine to five’ job of alledaagse studierichting.
Is er dan echt nood aan nieuwe kunst?
Dat is er zeker. Kunstenaars vertalen tijdsgebonden ideeën en gebeurtenissen naar visuele verhalen. Ze creëren een materiële schoonheid, en zijn in die zin een welgekomen antigif voor een tijd waarin technologie en sociale media tot het diepst van het menselijk bestaan zijn binnengedrongen. Kunst doet de mens stilstaan en nadenken. Ze herinnert ons aan het feit dat wij, via de rede en reflectie, het dierlijke rijk ver overstijgen. Dat wij op een fundamenteel niveau bouwers, creators en filosofen zijn. Dat is een belangrijke boodschap, en het is aan ons om die boodschap door te geven aan de volgende generatie.