In den beginne lag de wereld in duisternis gehuld. Dit duurde tot circa de vroege achttiende eeuw, tot een klein groepje Franse aristocraten met weinig fiducie in fides en een groot geloof in het eigen denken, het licht zag. Als ware profeten verkondigden zij de Verlichting. Helaas verloor het merendeel van hun directe nazaten spoedig hun cognitieve faculteiten en wat daaraan verder fysiek verbonden was. Ook voor de rest van Europa – dat bepaald niet zo duister was als de heren (en een enkele dame) verkondigden – verliep de Verlichting bepaald niet positief.
Helaas, in deze 21ste eeuw leeft het gros van de Westerse bevolking nog altijd met de mythes ‘uitgevonden’ in deze periode van zogenaamde vooruitgang. De idee dat men in de ‘donkere’ Middeleeuwen geloofde dat de aarde plat was, wordt nog altijd verkondigd door wetenschapspopularisatoren, veelal redelijke bekwame wetenschappers niet gehinderd door enige historische feitenkennis.
Een kort gesprek met een zekere Christoffel Columbus zou hen op andere gedachten kunnen brengen wat betreft de platte-aarde-mythe, maar dan moet je zo’n Columbus wel willen geloven. Wij, superieure wezens, lijken echter meer waarde te hechten aan onze mythologische versies van het verleden dan aan het verleden zoals dat werkelijk was. Zo heeft een groep journalisten en ogenschijnlijk bonafide historici in de Verenigde Staten het geboortejaar van hun land bijgesteld tot 1619, toen de eerste groep West-Afrikaanse slaven daar arriveerde. Project 1619 stelt dat Amerika is gebouwd op de slavenhandel, en dat de gevolgen daarvan tot op heden onverminderd voortduren.
Een genuanceerd beeld
Historici die deze mythes bestrijden en een meer op feiten gebaseerd verhaal proberen te vertellen, zijn echter niet populair. De Britse historicus Niall Ferguson wordt met argusogen bekeken, omdat hij weigert de term ‘Empire’ als negatief te beschouwen. Nigel Biggar, eveneens een eminent geschiedschrijver, maakte zich er niet populair op door in zijn ‘Colonialism: A Moral Reckoning’ een genuanceerd beeld van het Britse koloniale verleden te schetsen, waarbij hij er naast de veroordeling van het slavernijverleden fijntjes op wijst hoe juist de Britten als eerste slavernij afschaften en hoe juist de Britten decennialang moeite noch middelen hebben gespaard om de trans-Atlantische slavenhandel te bevechten.
De Senegalese antropoloog Tidiana N’Diaye deed er al in 2008 gewag van hoe de Arabische slavenhandel vele malen gruwelijker en dodelijker is geweest (en nog steeds is) dan de trans-Atlantische. En zo gaat het ook met anderen die een ideologie proberen te bevechten met feiten, of überhaupt een genuanceerd debat proberen te voeren. De IPCC rapporten die de zogeheten consensus over klimaatverandering weerspiegelen, staan bol van interne tegenstrijdigheden, en bagatelliseren het werk van gerenommeerde klimaatsceptici, of laten dit zelfs doelbewust weg. En waar een deel van de Westerse media in het verleden nog zelf aan waarheidsvinding deed, volgt zij nu blindelings wat haar wordt voorgeschoteld door organen die zichzelf als autoriteit neerzetten: WEF, WHO, de VN, en zo meer.
Waar dit toe kan leiden, laat het recente Cass-rapport zien. Als hoofd van een onafhankelijke commissie die als mandaat had te onderzoeken hoe de Britse NHS haar zorgaanbod voor mensen die worstelen met hun ‘gender identiteit’ kan verbeteren, stelde Dr Hilary Cass dat het wetenschappelijk bewijs voor de gebruikte behandelmethode van genderdysforie – vroegtijdig medisch ingrijpen – ondermaats is; en dat is dan nog zwak uitgedrukt. Van de 102 bestaande studies naar hormoonbehandelingen en puberteitsblokkers voldeden er slechts twee aan de meest basale wetenschappelijke standaarden. De respons op het Cass-rapport was overweldigend – letterlijk. Mevrouw Cass wordt nu permanent bewaakt en is haar leven niet meer zeker. Waarom? Omdat de feiten die zij boven tafel bracht een kleine, zeer ideologisch gekleurde groep, zeer onwelgevallig zijn. En deze groep wordt passief én actief gesteund door een zeer groot deel van de Westerse samenleving.
Groot toneelspel
In ons denken heeft een grote verandering plaatsgevonden, die pas in de afgelopen drie decennia merkbaar is geworden. Voor de huidige generatie dertigers en jonger zijn feiten niet meer belangrijk. De wereld wordt beschouwd als een groot toneelspel, waarbij zij die de macht hebben, bepalen wat waar en niet waar is. Dit klink alles heel Orwelliaans: was 1984 niet een utopische roman, die misschien opgeld deed achter het IJzeren Gordijn, maar toch zeker niet hier in Westen? Welnu, het IJzeren Gordijn is niet meer, maar daarmee is het communistisch gedachtengoed niet verdwenen. Franse denkers als Jean Baudrillard en in het bijzonder Michel Foucault adapteerden reeds ver voor het einde van de Koude Oorlog het Marxistisch machtsdenken als niet slechts een strijd tussen zij die veel en zij die weinig kapitaal bezitten, maar als de lens waarmee we de gehele maatschappij dienen te verstaan. Feiten werden daarmee subjectief, de waarheid bepaald door de machthebber.
Hoe dominant dit machtsdenken is, zien we in de Westerse lezing van het conflict in Gaza. Cijfers gelanceerd door een openlijk terroristische organisatie worden klakkeloos overgenomen, terwijl officiële regeringscijfers worden weggehoond. De Palestijnse bevolking wordt onderdrukt, dus per definitie zijn zij de goede partij, en is de Israëlische regering de boosdoener. En zo wordt het verhaal ook in de media gebracht. De Nederlandse Omroep Stichting, ooit vermaard om haar objectieve nieuwsgaring, publiceerde vorig jaar november een zogenaamd achtergrondartikel over de beladen leus ‘From the River to the Sea…’ In dit artikel, dat nog altijd objectiviteit pretendeert, klinkt dominant het geluid van twee zogenaamde Midden-Oosten experts, wiens meningen als feiten worden neergezet.
Het artikel bevat in essentie slechts het pro-Palestina perspectief, met 1948 als startdatum – geen enkele vermelding van wat er in de periode daarvoor, bijvoorbeeld 1939-1945, gebeurde. Het enige feit dat het artikel gemakkelijker wijze niet vermeldt, is hoe in het oprichtingsdocument van Hamas – ‘een relatief kleine gewapende groep, niet heel populair onder Palestijnen’, aldus een van de zogenaamde experts – zinnen voorkomen zoals ‘Op de dag dat vijanden zich Moslim-land toe-eigenen, is iedere Moslim individueel verplicht tot Jihad. Met het oog op de Joodse overheersing van Palestina, is het verplicht dat het vaandel van Jihad wordt gehesen.’ Dat in het herziene document van 2017 de term Joods werd vervangen door Zionist doet niet af aan de jihadistische taal, en de betekenis van ‘jihad’ zal ieder duidelijk zijn. Het verbaast dan niet dat ook het woord jihad niet voorkomt in het genoemde NOS artikel. Het is echter dit soort artikelen, dit soort denken, in termen van macht en overheersing, dat in de wereld van vooral de jongere generaties de norm is geworden. Feiten zijn passé.
McCarthyisme
Waar komt deze omslag vandaan? Hoe komt het dat dit Marxistisch machtsdenken haar klauwen zo diep in onze maatschappij, in ons denken heeft kunnen slaan? In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog kreeg de Amerikaanse Senator Joseph McCarthy het op z’n heupen: hij was als de dood voor Russische infiltranten in het overheidsapparaat, en in de Amerikaans maatschappij als geheel. Zijn beruchte lijst van subversieve elementen omvatte ook academici, waarvan sommigen het vuur aan de schenen werd gelegd en een aantal het veld moest ruimen.
Een deel van McCarthy’s vermoedens en beschuldigingen bleek onterecht, en de term ‘McCarthyism’ heeft tegenwoordig een zeer negatieve bijklank in de geschiedschrijving. Dat laatste is niet verwonderlijk, omdat McCarthy’s vrees is uitgekomen. Binnen de universiteit in het algemeen, maar in het bijzonder in de geesteswetenschappen, is het communisme niet slechts aanwezig, maar dominant. Het zal dan ook niet verbazen dat de geschiedschrijving over de periode McCarthy vol is van woorden zoals ‘slachtoffers’, ‘onderdrukking’, en ‘zuivering.’ De maatschappelijke omslag van feit naar macht komt van de universiteit.
Omslag
Dat deze omslag niet van gisteren is, moet ons niet verbazen. Reeds in de jaren 60 zien we meer en meer Westerse academici zich onomwonden uitspreken als communist. En dat aantal is gaandeweg toegenomen. Anno nu bevindt zeker 90 procent van hen actief in de geesteswetenschappen zich links van het midden. Wellicht typeert het mensen van linkse signatuur dat ze onderwijs als een waardige en volwaardige roeping zien, ondanks het magere loon dat hier vaak tegenover staat.
Onderwijzen is ook vaak een ondankbare taak – zeker tegenwoordig is men in het primair en secundair onderwijs meer bezig met opvoeden dan met opleiden. Maar waar in de jaren 70 en 80 in aan de rechterflank van de Westerse wereld het onheilig huwelijk tussen conservatisme en liberalisme plaatsvond, waarbij charitas op het altaar van Mammon werd geofferd, bleef de socialist en communist trouw aan haar missie. En daarvan plukt de maatschappij nu de wrange vruchten. Pro-Palestina tentenkampen waarbij studenten geen benul hebben van de wijdere dimensie van het conflict in Gaza, anti-Israël petities waarin universiteitspersoneel – hoe verrassend – eveneens weinig benul heeft van het de achtergronden van het conflict, of eerder hierin in het geheel geen interesse toont: het onderwijzen van feiten heeft plaatsgemaakt voor een – eenzijdige – analyse in machtsdimensies, intolerant jegens rechtsdenkenden.
De omslag van feit naar macht is tevens een omslag van feit naar fictie, en ook hierin loopt de Westerse universiteit voorop. Het mag geen verwondering wekken dat de zogenaamde academici van het 1619 Project allen lucratieve universitaire posities hebben gekregen, veelal gesponsord door private donoren. Deze donoren, en de bestuurders van de genoemde instituten, zijn zelf het product van de aberratie die vaak voor universitair onderwijs doorgaat. Het is in die zin ook al bijna ondoenlijk om over het academisch niveau van een instituut of opleiding te praten – het meetlint is kapot. Voegen we daaraan toe dat zowel het primair als secundair onderwijs voor een groot deel kennis heeft vervangen door vaardigheid – natuurlijk gevoed door hetzelfde machtsdenken – en dat Westerse overheden en masse zogenaamde kwaliteitszorginstrumenten hebben opgeworpen gebaseerd op de cijfergemiddelden van studenten, en het zal niemand verbazen dat de gemiddelde eerstejaars van decennia terug meer wist dan de afgestudeerden van nu.
De universiteit
Gelukkig ziet een deel van de studenten dit ook; en tegelijkertijd: wat verdrietig. Ik sprak vorige week een masterstudent die me vertelde dat jonge mensen tegenwoordig van het universitair onderwijs weinig meer verwachten. Ze leren er niets. Daartoe dient TikTok, YouTube, en het wijdere internet. De universiteit is er slechts voor het papiertje, en 10/20 is dan genoeg – maar welk een waarde heeft dat papiertje nog? Als universitair hoofddocent zie ik dit met lede ogen aan, want het is waar wat deze student zegt. Veel van mijn collega’s – en ik mag de meeste van hen zeer – zien dit niet, of onderschatten dit. Onderwijsbesturen zien dit wel, maar lijkt het niet te deren. Voor hen is de universiteit een bedrijf, dat financieel gezond moet zijn, en dus worden zogenaamde ‘inclusieve’ maatregelen doorgevoerd om het voor studenten nog makkelijker te maken om niets meer te leren.
Want dezelfde studenten die alleen nog voor het papiertje naar de universiteit komen en met een minimale inspanning maximum resultaat proberen te behalen, hebben steeds minder basiskennis en vaardigheden om wat hen op TikTok, YouTube, en het wijdere internet wordt aangeboden, te duiden. Ze zijn grotendeels niet meer in staat om feit en fictie van elkaar te onderscheiden. En ze hebben er ook steeds minder interesse in: wat valt er voor hen nog te genieten in deze wereld? Op school wordt hen geleerd – via Europees opgelegde directieven – dat het verleden kwaad was. Het heden is hen door Covid, kapitalisme, en harteloze ‘boomers’ ontnomen. En dankzij het klimaat-doemdenken – en natuurlijk de bijna volledige secularisatie – bestaat de toekomst ook niet meer.
Onze jeugd, onze kinderen, onze kleinkinderen verdienen beter. Ze verdienen een hoopvolle toekomst. Die toekomst begint met het weer leren onderscheiden van feit en fictie, met het opdoeken van de mythes over het verleden, heden, en de toekomst. Het is duidelijk dat hiertoe veranderingen dienen plaats te vinden in het universitair onderwijs. In plaats van een pensee unique, moeten we onze jonge mensen blootstellen aan het volle spectrum van ideeën en opvattingen, aan al wat het Westen heeft voorgebracht, in al haar lelijkheid én schoonheid, en handvatten geven hoe hiermee om te gaan. Een opleiding die, met de woorden van John Henry Newman in zijn Idea of a University, ‘het verstand vormgeeft, zodat we de dingen zien zoals ze zijn.’