Ik herinner me een klachtenbrief van een man die verbouwereerd was omdat zijn prostaat door een vrouwelijke assistent was onderzocht. Dit deed me plots afvragen hoe vaak ik vandaag als mannelijke gynaecoloog een anachronisme ben. Vrije artsenkeuze bestaat gelukkig, maar hoe vaak word ik in een academisch milieu door nu veelal vrouwelijke assistenten bij patiënten geroepen, die bij het maken van de afspraak de keuze voor een vrouwelijke arts evident en rechtmatig vinden?  

Als de huidige trend zich doorzet, zouden er in 2050 wel eens geen mannelijke artsen meer zijn. Minder dan een halve eeuw geleden was minder dan één op de tien afstuderende artsen vrouw. Nu zijn meer dan twee op drie eerstejaars geneeskundestudenten meisjes. Bij artsen boven de vijftig jaar zijn mannen nog in de meerderheid, maar daaronder domineren vrouwen.

Specialisaties en geslachtsverdeling

In bepaalde specialismen, zoals dermatologie en oogheelkunde, is de vrouwelijke meerderheid al lang een feit. Ook de pediatrie, psychiatrie en radiotherapie worden overwegend door vrouwen beoefend. Sommige van deze vakgebieden zijn beter te combineren met een gezinsleven. In een zeer competitieve specialisatiewereld met vastgelegde en beperkte opleidingsplaatsen voor de diverse disciplines worden deze specialismen daarom begeerd en bezet door de beste vrouwelijke kandidaten. Mannen moeten al briljant zijn om met hen te kunnen concurreren. Maar ook in de verloskunde, die nochtans een grote en onvoorspelbare beschikbaarheid kan vergen, zijn mannelijke artsen in opleiding een zeldzaamheid geworden. Technische specialismen zoals chirurgie en radiologie blijven enigszins mannelijk, maar ook daar neemt het aantal vrouwen toe.

Of artsen liever vrouwelijke of mannelijke patiënten behandelen, doet hier niet ter zake. Maar de vraag van zorginstellingen naar vrouwelijke gynaecologen is groot. Vacatures vragen vaak specifiek om vrouwen of om superspecialisten in deelgebieden zoals laparoscopie, borstproblematiek of foetale geneeskunde.

Toch blijkt voor de meeste zwangere vrouwen het geslacht van hun zorgverstrekker niet zo belangrijk. Wat betreft de begeleidende vroedvrouw heeft de helft van de zwangeren een voorkeur voor een vrouw en verkiest niemand uitdrukkelijk een man. Wat hun gynaecoloog betreft, vinden twee tot drie op tien patiënten het belangrijk dat dit een vrouw is. Slechts één vrouw op de tien verkiest een mannelijke arts. Deze voorkeuren weerspiegelen bredere maatschappelijke veranderingen met, ergens ook paradoxaal, de vraag naar gendergevoelige zorg.

Geen enkele verlostang draagt de naam van een vrouw

Mannelijke artsen verlaten nu langzaamaan de verloskunde om dezelfde redenen die hen er vroeger toe brachten: gehechtheid aan techniek en controle. Tot de achttiende eeuw waren arbeid en bevalling het domein van vrouwen. Vroedvrouwen hielpen bij de bevalling, vaak met bijgeloof en intuïtieve methoden. Een kwart van de zuigelingen overleefde hun geboorte niet en bevallen was ook voor de moeders gevaarlijk. Het volstaat hiervoor een wat oudere familiebegraafplaats te bezoeken om vast te stellen hoe vaak een moeder samen met haar baby begraven ligt.

De overgang van vroedvrouwen naar mannelijke gynaecologen begon in de achttiende eeuw. Mauriceau publiceerde in 1668 zijn “Traité des maladies des femmes grosses”, het eerste moderne verloskundig handboek. Dit verspreidde zich over Europa, kreeg navolging en werd de start van een meer wetenschappelijke benadering van de verloskunde. Mannelijke artsen kregen een oneerlijke voorsprong door toegang tot onderwijs en technologie, waar (vroed)vrouwen nog heel lang van werden uitgesloten.

In de zeventiende eeuw in Engeland de verlostang uitgevonden. Vroedvrouwen hadden geen toegang tot medische instrumenten en verloren hun traditionele plaats. En samen met hen kwijnde een stukje natuur, intuïtie, het verticale, de zwaartekracht… Vrouwen werden vanaf dan gemakkelijker passief en “onderdanig” benaderd, horizontaal gepositioneerd voor een gemakkelijker instrumentatie door artsen. De nieuwe inzichten, instrumenten en later ook geneesmiddelen lieten wel toe om kinderen levend ter wereld te brengen in situaties die vroeger fataal waren. Dit gaf artsen een ultiem reddersaureool en verhoogde hun prestige. Ook markeerde de toenemende rol van technologie een belangrijk keerpunt in de medische geschiedenis.

Verlos ons van de pijn

Pijnstilling was van bij de intrede van mannelijke artsen in de verloskunde een nieuw aandachtspunt. Ze wilden de vrouwen efficiënter verlossen van hun pijn, ook al waren de eerst gebruikte middelen zoals chloroform niet zonder gevaar. Vandaag kan de barenspijn veilig en doeltreffend worden onderdrukt met een epidurale verdoving. Hierbij worden de pijnbanen rond het ruggenmerg naar de hersenen tijdelijk onderbroken. Door vernuftige computergestuurde systemen ligt de controle over de diepte van de pijnbestrijding nu zelfs voornamelijk in handen van de aanstaande moeder. Hierdoor zou men zelfs de indruk kunnen krijgen op een natuurlijke methode beroep te doen.

Daar waar bij een heelkundige ingreep iedereen een goede pijncontrole evident acht, blijft dit tijdens arbeid en bevalling controverses uitlokken. Zien we in de complexe pijnbeleving van vrouwen psychologische, relationele zelfs filosofische aspecten over het hoofd? Wordt pijnverdoving, na de verlostang en de optimalisatie van het geboorteproces, onbewust beleefd als een overmatige bemoeienis van een door mannen, door technologie, gedomineerde verloskunde? Dit om, weliswaar op galante uitnodiging, heel het arbeid- en geboorteproces naar hun hand te zetten? Feit is dat momenteel bij vele bevallen vrouwen niet de gynaecoloog, maar de anesthesist als grootste verlosser wordt ervaren.

De veranderende arts-patiëntrelatie

De laatste decennia vervrouwelijkt de verloskunde opnieuw met rasse schreden. Naast de verhoogde maatschappelijke aanvaarding van een harmonischer “work life balance”, ook bij mannelijke artsen, spelen verschuivingen binnen de geneeskunde van acute, technische naar meer chronische verzorgende taken een rol. De arts-patiëntrelatie verandert van paternalistisch, “goede huisvader”, naar een van betrokken samenwerking. De patiënt kiest vrij zijn arts en ook de arts kan, mits het garanderen van de continuïteit van zorgen, de samenwerking beëindigen. Kennis en technologie zijn gemeengoed geworden. Veel patiënten, mondiger en beter geïnformeerd dan vroeger, zien zorgverstrekkers meer als begeleiders dan als experts. De arts deelt wel zijn beschikbare informatie en ervaring maar samen met de patiënt opteert men voor het beste verzorgingstraject. Deze benadering doet beroep op competenties, neemt de patiënt serieus en acht een verantwoordelijke vertrouwensrelatie hoger dan een juridisch contract.

Vrouwelijke artsen kunnen een meerwaarde bieden door hun vermogen om technische mogelijkheden te integreren in een individueel zorgtraject, dat veelal ook veel zorg en bijstand vergt. Velen bewaken mogelijk intuïtiever de balans tussen middel en doel, kunde en kunst, macht en dienstbaarheid. Bij het kiezen van een arts voor het opvolgen van een zwangerschap, spelen vertrouwen en comfort een grote rol. Veel vrouwen voelen zich meer op hun gemak bij een vrouwelijke arts vanwege gedeelde en doorleefde ervaringen en begrip. Deze troeven zijn kostbaar in een tijdperk waarin empathie en patiëntgerichtheid alsmaar belangrijker worden in de zorg.

Morgen

De verschuivingen in het geslacht van gynaecologen en van de bredere medische professie weerspiegelen eerder golven in de samenleving. De voorkeuren van patiënten, de vertrouwdheid met technologie en de evolutie van de arts-patiëntrelatie zijn allemaal factoren die bijdragen aan deze veranderingen. De ultieme toekomst voorspellen in deze snel evoluerende tijden blijft gelukkig een hachelijke onderneming. Wat als de mensheid morgen opteert voor een ongeslachtelijke voortplanting? Toch mogen we gerust zijn dat de vraag naar adequate, empathische, vooral betaalbare kwaliteitszorg ook in de toekomst uitdagend blijft. Vandaag bestaat de verleiding hiervoor meer en meer te rekenen op technologie en zo autonoom mogelijke (zelf)zorg. Hopelijk blijven we daarbij evenwel inzetten op menselijke betrokkenheid, welk geslacht deze ook moge hebben.