Home

Over ons

Diensten

Realisaties

Contact


Goedemiddag dames en heren,

Dames en heren, het ongeboren leven ligt onder vuur. De zogenaamd progressieve partijen van België, de liberalen, socialisten, groenen en communisten, vallen over elkaar om de doding van het meest onschuldige en weerloze leven verder te vereenvoudigen. Dat doen ze niet op basis van ‘de wetenschap’, zoals ze graag beweren, maar uit een diepgeworteld cynisme dat het resultaat is van een zwakke levensbeschouwing, uitsluitend begaan is met plezier, lust, rechten en vrijheid. Inclusief de vrijheid om te doden wanneer een levend wezen dat plezier en deze lust en deze rechten in de weg staat.

Rond deze tijd vorig jaar lanceerde een comité van academici een voorstel om de Belgische abortustermijn fors op te trekken, van twaalf naar minstens achttien weken. Minstens, want ook twintig en tweeëntwintig weken werden vermeld als alternatieven. Deze maximumtermijnen zijn evenwel misleidend, want de feitelijke maximumtermijn die voorgesteld werd is onbestaande. Het comité stelt immers voor om de doding van ongeboren kinderen officieel als een ‘daad van gezondheidszorg’ te erkennen, en moeders de kans te geven om ook na de termijn van achttien weken hun kind te laten doden indien zij dit nodig achten voor hun ‘mentale gezondheid’. Het comité geeft zelfs een voorstel van wettekst: “Een zwangerschap kan worden afgebroken (…) wanneer dit gepast wordt geacht gelet op een ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of mentale gezondheid van de zwangere vrouw”. Voor activistische artsen die ook abortusdiensten verstrekken is deze uitdrukkelijke uitzondering van de mentale gezondheid het achterpoortje waarvan ze al decennia dromen: een oncontroleerbare, niet-falsifieerbare reden om kinderen van zes, zeven, acht of negen maanden in extremis te aborteren.

Hierover nadenken is niet leuk, maar we kunnen het enthousiasme waarmee op één na alle partijen van de Vivaldi-regering kinderdoding willen vereenvoudigen niet negeren. Dat enthousiasme is trouwens  opmerkelijk, aangezien er geen enkele goede reden bestaat om voorstander te zijn van een recht op abortus. Voorstanders van ruime abortusrechten gaan tekeer als een duivel in een wijwatervat wanneer hen gevraagd wordt duiding te geven bij hun positie. Ze komen niet verder dan eufemismen, slogans of onwetenschappelijke claims. Laten we deze even onder de loep nemen.

1. De foetus is geen kind

Het eerste argument is meteen het zwakste: de stelling dat een ongeboren kind geen ‘echt’ kind is. Natuurlijk is het dat wel. Een ‘kind’ is een mens dat de leeftijd van achttien jaar nog niet bereikt heeft. Een mens van achttien jaar of ouder is een volwassene, een mens van onder de achttien jaar is een kind.

Ik weet niet wat u hierover denkt, maar ik ben ervan overtuigd dat een embryo of foetus geen hond of huisplant is. De bevruchting, de samensmelting van eicel en zaadcel, creëert een leven dat menselijk is, niet dierlijk of plantaardig. De ontmenselijking van het ongeboren kind is de meest groteske, immorele en onwetenschappelijke manier waarop abortusactivisten de inherente waarde van een ongeboren kind ondergraven. Ze doen dat, omdat het gemakkelijk is. Is een ongeboren kind geen mens, dan is het nier verkeerder dan het platslaan van een vlieg of het bijsnijden van een bonsaiboompje.

Een mens, dus. En ja: een kind. De verwetenschappelijking van het ongeboren leven door het consequent ‘embryo’ of ‘foetus’ te noemen is een vorm van misleiding. Een vorm van misleiding die even logisch is, als een geboren kind consequent ‘kleuter’ of ‘puber’ te noemen om zijn of haar menselijkheid te ontkennen. ‘Embryo’ en ‘foetus’ zijn ontwikkelingsstadia van een minderjarige mens, een kind, net zoals de stadia: ‘baby’, ‘peuter’ of ‘tiener’ dat zijn. Een ongeboren kind is net dat: een kind – geen ‘klompje cellen’, geen ‘kind-in-wording’: een kind.

2. De levensvatbaarheid van het kind als redelijke ‘knipdatum’

Het tweede argument betreft dat van de levensvatbaarheid van het kind. Met levensvatbaarheid, bedoelt men de mogelijkheid van het kind om buiten de baarmoeder van de moeder te overleven. Dit moment wordt door sommigen aangevoerd als een logisch punt tot waarop moeders ervoor kunnen kiezen hun kind te doden. Er is evenwel niets logisch aan deze knipdatum.

Het begrip ‘levensvatbaarheid’ is as such misleidend. Er is immers geen enkele reden om het recht op leven van het kind afhankelijk te maken van een arbitraire voorwaarde als het niet langer verbonden zijn met de moeder. Een kind dat nog niet levensvatbaar is, zal inderdaad sterven indien het met geweld ontkoppeld wordt van zijn of haar moeder. Op eenzelfde manier zal een geboren kind sterven indien het niet langer gevoed en verzorgd wordt door zijn of haar moeder. Kinderen zijn pas levensvatbaar, in de zin dat zij niet afhankelijk zijn van een zorgverstrekker, wanneer zij een tiental jaar oud zijn. En de navelstreng is geen license to kill; wie haar kind laat sterven één minuut na de bevalling wordt vervolgd voor een misdrijf, wie dat doet voor de bevalling oefent een grondrecht uit. Een logische spreidstand die totaal onhoudbaar is.

Er bestaat een metafoor, een vergelijking voor een zwangerschap die door abortusactivisten aangehaald wordt om de levensvatbaarheid als knippunt te verdedigen. De vergelijking gaat als volgt. U wordt wakker in een ziekenhuisbed. Naast u ligt een patiënt. Hij leeft, maar enkel omdat hij via apparatuur aangesloten is aan uw lichaam. Hij ligt in een coma. De vraag: heeft u het recht om de apparatuur los te koppelen, de comapatiënt te laten sterven en het ziekenhuis te verlaten.

Abortusactivisten denken dat ze met deze denkoefening tegenstanders van abortus in een hoekje duwen. Het enige wat ze evenwel doen, is de zwakte van hun eigen argumenten aantonen. De vergelijking gaat immers op cruciale punten niet op. Ten eerste is een zwangerschap geen coma van onbepaalde duur. Wat als de dokters er zeker van zijn dat de comapatiënt over een bepaalde, voorspelbare tijd opnieuw wakker wordt. Negen maanden, bijvoorbeeld. De afweging verandert.

De afweging verandert verder, en nog veel ingrijpender, wanneer men weet dat de coma van de verbonden patiënt met opzet veroorzaakt werd door de persoon die naast hem ligt. Dit is de fundamentele waarheid die de vrijheid-blijheidbende niet begrijpt: wie seks heeft, kan zwanger worden. En nagenoeg alle zwangerschappen in België zijn het gevolg van vrijwillige seksuele betrekkingen. Een vrouw wordt niet op een goede dag wakker met een kind in haar buik, zonder zelf verantwoordelijk te zijn voor de creatie van dat kind.  Het ongeboren kind is geen comapatiënt die door snode dokters aan de vrouw gekoppeld werd, maar het resultaat van de acties van man en vrouw. Van moeder en vader. De vergelijking gaat niet op.

3. Mannen hebben geen zeg over het lichaam van vrouwen

Mannen werden de voorbije decennia in een hoekje geslagen. Vaders mochten niet protesteren wanneer hun kind op vraag van de moeder gedood werd. Een abortus, een kinderdoding, was immers het voorrecht van de moeder, die als een Romeinse keizerin over het leven van haar kroost beschikte. ‘Baas in eigen buik’, weet u wel.

Het zelfbeschikkingsrecht is een term waarmee graag geschermd wordt. Vrouwen zijn soeverein over hun eigen lichaam en beslissen wat ze ermee doen. De respons van tegenstanders van abortus luidt vaak: “ja, maar”. “Ja, de vrouw beschikt over haar eigen lichaam, maar laten we toch even nadenken.” Ik begrijp die redenering vanuit een wens om de kerk in het midden te houden, maar eigenlijk geven we abortusactivisten hiermee net wat ze willen. Het echte argument is immers: “Vrouwen zijn geen absoluut meester over hun lichaam”. Mannen trouwens ook niet.

Twee argumenten. Ten eerste, omdat strikt genomen het lichaam waarover de vrouw beschikt niet dat van haarzelf is, maar van haar kind. De moeder doodt zichzelf niet, ze doodt haar kind. Dit is geen onbelangrijk verschil met euthanasie. Deze toespraak gaat niet over euthanasie, maar het is belangrijk om de denkfout van de ‘ethische dossiers’ aan te stippen, zowel aan progressieve als aan conservatieve zijde. Door abortus en euthanasie als één pakket te behandelen, vergeten we dat ze fundamenteel verschillen. Je kan denken dat beide oké zijn, je kan denken dat beide verwerpelijk zijn, maar je kan niet denken dat beide dezelfde zijn. Bij een abortus, beschikt de vrouw niet over haar eigen leven, maar over dat van haar kind. Het abortusdebat sluit daarom veel nauwer aan bij het debat over de doodstraf dan bij dat over de euthanasie.  

Het tweede argument tegen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw, is niet nieuw. Het heet: het strafrecht. De meer dan 500 artikelen van het Strafwetboek beperken wat we met ons lichaam kunnen doen, in het bijzonder wanneer een derde er schade onder lijdt. We mogen onze hersenen, handen en benen niet gebruiken om een auto te stelen, een vrouw te verkrachten of een staatsgreep te plegen. Het lijkt me maar meer dan normaal dat de doding van een weerloos kind onder deze beperkingen valt. Het zelfbeschikkingsrecht is allesbehalve absoluut, en maar goed ook.

Tot slot wat dit derde argument betreft: ja, ook vaders moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen. Idealiter door de moeder te huwen, als dat nog niet gebeurd was, en samen het kind op te voeden. Vaders hebben een verantwoordelijkheid, de primaire verantwoordelijkheid, voor het welzijn en het welvaren van hun gezin. De biologische superkracht van moeders – het maken van nieuw leven – maakt hen immers ook kwetsbaar, en een sterk gezin verhelpt deze kwetsbaarheid. Het moet natuurlijk gezegd worden dat de meest rabiate voorstanders van abortus vaak ook een eitje te pellen hebben met het traditioneel gezin. Of dit toeval is, laat ik aan u.

4. Verkrachting: de uitzonderingen die de regel tenietdoet

Het vierde argument heeft u zeker al gehoord. Als abortus niet mag, wat dan met vrouwen die verkracht werden?

Laat mij beginnen met te zeggen dat ik denk dat verkrachters geen plaats hebben in deze samenleving. Dat ik denk dat de manier waarop Justitie vandaag de dag omgaat met verkrachters, met het uitschot van deze maatschappij, een zware schending uitmaakt van het sociaal contract tussen overheid en burgers. De routineuze manier waarop verkrachters een voorwaardelijke straf krijgen en dus niet naar de gevangenis moeten, ondergraaft de bestaansreden van deze Staat. Dit krapuul hoort thuis tussen de muren van een gevangenis.

Net omwille van de ernst van dit misdrijf, is het degoutant hoe abortusactivisten verkrachte vrouwen misbruiken om te ijveren voor een steeds ruimer abortusrecht. Verkrachting is immers bijna nooit de reden waarom een vrouw zwanger wordt. Wat deze activisten doen, is een extreem, maar relatief zelden voorkomend scenario gebruiken als een knuppel om hun tegenstanders mee te slaan. Het is een retorische handigheid die zou oud is als de mens zelf: de uitzondering gebruiken om de regel onderuit te halen.

Hoe counter je dit tijdens een debat? Door te vragen of de tegenstander in kwestie bereid is akkoord te gaan met een compromis: een verbod op abortus, behalve voor verkrachte vrouwen. Het antwoord hierop zal steeds ‘nee’ zijn. Het gaat hen immers niet om de trauma’s van verkrachte vrouwen, maar om een ideologische strijd voor meer abortus. Trap dus niet in deze val.

Ieder politiek akkoord over abortus, zal moeten rekening houden met de extreme gevallen. Een volwassen parlement doet dat door zorgvuldig gedefinieerde uitzonderingscategorieën op te stellen, in een wet te gieten. Maar dat is niet waarover het debat vandaag de dag gaat. Sommigen doen alsof dat is waarover het debat gaat, maar dat is niet zo. Wat vandaag voorgesteld wordt, is kinderdoding op eerste verzoek, zonder motivatie voor de eerste achttien weken, en met zwakke motivatie erna. Dat is wat het neusje van de zalm van onze academische expertise heeft voorgesteld. Laat u nooit iets anders wijsmaken.    

5. Ongewenste kinderen worden beter niet geboren

Tot slot: ongewenste kinderen worden beter niet geboren. Hier ga ik weinig woorden aan vuilmaken. Het valt mij op dat kinderen en mensen die vandaag in leven zijn, best tevreden zijn dat ze in leven zijn. En dat zij best tevreden zijn dat hun moeder niet voor abortus heeft gekozen, ook al had ze misschien dat recht, ook al had ze misschien motieven om dat recht uit te oefenen.

De ongewenstheid van een persoon is geen license to kill. Ik denk dat er heel wat mensen zijn die minder gewenst zijn of minder gewenst zouden moeten zijn dan ongeboren kinderen. Ik denk bijvoorbeeld aan de eerder vermelde verkrachters. Dat betekent niet dat wij het recht hebben om hen te doden. Wij doden geen verkrachters, wij doden wel weerloze, onschuldige kinderen. Wij achten verkrachters, moordenaars en ander gespuis voldoende gewenst, weerloze, onschuldige kinderen als voldoende ongewenst. En ik denk dat de abortusindustrie van de 21ste eeuw geniet van de twijfels en angsten van moeders die kort na hun positieve zwangerschapstest misschien wensen dat ze geen kind hadden. Maar dat hebben ze wel. En de doding van een ongewenst kind, is niet hoe een beschaafde samenleving met haar meest schuldloze leden omgaat. Dank u.   

•••

Deze toespraak werd gegeven door Roan Asselman, voorzitter van het Custodes Instituut, op het verkiezingscongres van C’axent van 16 maart 2024.